Na 17 jaar blijkt ‘de zwarte prins’ geen ‘zwarte prins’

20141022 Brussel Paleis de justice, Justitiepaleis aan het Poelaertplein.   CREDIT: Imagedesk / Dieter TelemansVolgens het Hof van Beroep te Luik is prins Henri de Croÿ-Solre geen beroepsfraudeur. De transacties rond kasgeldvennootschappen die hij opzette in de jaren ’90 waren sluitend legaal, zo oordeelde het Hof. Daarmee komt een einde aan een juridische veldslag die 17 jaar heeft geduurd en waarbij de prins zowat alle hoeken van de boksring heeft gezien. De Belgische staat loopt met het arrest 75 miljoen euro mis.



Prins Henry de Croÿ-Solre is een telg uit één van de vier prinselijke geslachten die ons land rijk is. Nochtans minimaliseert de prins zelf zijn adellijke afkomst. Hij heeft hij er naar verluidt meer kwaad dan goed van ondervonden. Volgens de prins gaat de gemeenschap er van uit dat adellijke mensen bij uitstek lui zijn. Ze moeten zich dus dubbel bewijzen.

Om dat te doen vestigde de prins zich in Zwitserland. Van daaruit adviseerde hij in de jaren ’90 een 20-tal Vlaamse vennootschappen bij het opzetten van kasgeldvennootschappen. Dat opzet is gekend. Een vennootschap vol opgebouwde cash plaatst zijn activiteiten over naar een nieuwe vennootschap. De oude vennootschap, inclusief de cash wordt opgekocht door een derde persoon. Die betaalt de eigenaars de cash uit en strijkt zelf een forse commissie op. De eigenaars zijn daarmee uit de problemen. Ze hebben hun cash op zak en dragen geen verantwoordelijkheid meer. Maar dan komt de fiscale kat op de koord. Wat gebeurt er met de oude vennootschappen? In veel gevallen wordt die na verloop van tijd gewoon gedumpt in een faillissement en worden er geen belastingen meer betaald. Voor de fiscus is dit fraude. Hij gaat dan ook op zoek naar wie welke opdrachten heeft gegeven en wie wat heeft uitgevoerd, kortom, wie het geheel heeft opgezet.

Prins Henri de Croÿ-Solre heeft altijd volgehouden dat hij perfect legaal handelde. De overgenomen vennootschappen werden niet gedumpt meer geherstructureerd. Aan het hoofd van die vennootschappen kwam Bernard Ouazan te staan, een Algerijnse groentehandelaar. De Croÿ had hem in Parijs leren kennen omdat hij groenten leverde aan ambassades in de Franse hoofdstad. Een stroman volgens het gerecht. “Ouazan was geen kruideniertje. De speurders hebben er bewust een karikatuur van gemaakt. Ouazan was een voormalige bankdirecteur. Hij adviseerde bedrijven over het structureren van hun kredieten. Allesbehalve een stroman dus.” zegt de Croÿ in 2011 aan de Tijd in het enige interview dat hij ooit heeft gegeven.

In 2001 nodigt het Antwerps gerecht de prins uit voor een gesprek. Maar de prins heeft verstek. Ze wilden mij niet horen, ze wilden mij enkel oppakken, zo zegt hij daarover. Dat oppakken gebeurt toch, in 2006, wanneer de prins in Genève van het vliegtuig stapt. Hij wordt opgepakt en via Frankrijk uitgeleverd aan België. Na enkele maanden gevangenis komt hij vrij mits betaling van een borgsom van 1,25 miljoen euro.

Twee jaar later, in juni 2008, start het proces voor de correctionele rechtbank in Antwerpen. Op de beklaagdenbank zaten 44 verdachten. Onder hen ook prins Emmanuel en prinses Marie Eleonore de Croÿ-Solre, broer en zus van Henri. Zij worden niet vervolgd voor de fraude, wel omdat ze een deel van de opbrengst zouden hebben witgewassen. Dat zou zijn gebeurd via rekeningen in het belastingparadijs Isle of Man.

In Antwerpen komt er geen proces. De meeste beklaagden zijn franstalig. Op hun vraag verhuist de zaak naar Brussel. Daar komt ze voor de correctionele rechtbank die wordt voorgezeten door Annick Baudri. Henri de Croÿ-Solre laat zich verdedigen door de schoonbroer van Baudri. Het mag niet baten. De rechtbank veroordeelt de Croÿ en de voorzitter schuwt daarbij de harde woorden niet. “De prins heeft misbruik gemaakt van zijn invloed, aldus de voorzitter, hij toonde zich op het moment van de feiten meermaals in de media terwijl hij in de hoogste adellijke kringen vertoefde. Zijn titel van prins heeft hem ongetwijfeld krediet verschaft wat hem toeliet een aantal protagonisten in dit dossier op hun goede trouw te bedriegen.”

Het levert Henri de Croÿ in de pers de titel op van “zwarte prins”. Maar die laat het daar niet bij. Hij gaat in beroep en later in Cassatie. Dat laatste hof verbreekt de Brusselse procedure en verwijst het dossier naar Luik. Die oordeelt nu, 17 jaar later, dat er geen sprake is van fraude. De rechtsgang is daarmee uitgeput. De Belgische overheid grijpt naast een schadevergoeding van 75 miljoen euro.