Het merkwaardige verhaal van de kunstliefhebbers Igor Toporovskiy en Olga Toporovskaya

Het werk “De houthakkers”. Volgens Toporovskiy een werk van de Russische schilder Malevitsj. Volgens kenners een slechte vervalsing.

Momenteel stelt het Gentse Museum voor Schone Kunsten Gent 26 werken van Russische avant-gardekunstenaars tentoon die eigendom zijn van het echtpaar Toporovskiy-Toporovskaya. Die zeggen te beschikken over een grote collectie Russische werken uit de periode 1920-1940. Ze willen die werken permanent tentoonstellen in een (vervallen) jachtpaviljoen in Jette. Probleem is echter dat 10 gerenommeerde internationale kunstkenners zeggen dat de collectie (slechte) vervalsingen zijn. Dat heeft het van oorsprong Russische echtpaar niet verhinderd zich een weg omhoog te lobbyen tot bij Vlaams minister van Cultuur Sven Gatz.



De 51-jarige Igor Toporovskiy zegt dat hij tijdens zijn dipomatenloopbaan zijn collectie kon opbouwen bij het uiteenvallen van de vroegere communistische Sovjet-Unie. Het echtpaar vestigde zich in 2006 in een statig herenhuis in het centrum van Brussel. Vandaar uit gaven ze langzaam vorm aan het publiek maken van hun kunstcollectie. Ze kwamen een eerste keer in opspraak in 2013 wanneer enkele werken uit hun collectie die werden toegeschreven aan Alexandra Exter werden aangevochten. Een rechtbank in Frankrijk stelde hen echter in het gelijk.

De krant De Standaard bracht het verhaal van de experten die nu de collectie opnieuw in twijfel trekken. Vandaag doet de Nederlandse Peter van Beveren dat in de krant opnieuw en wel op een vernietigende manier. “‘Dit gebeurt niet de eerste keer, niet de tiende keer, maar de duizendste keer’, zegt Van Beveren. ‘En telkens is het hetzelfde verhaal. In de kunstwereld weet men dat er tal van verzamelaars bestaan die gevoed worden door georganiseerde systemen in Rusland en Polen. Er bestaat zo veel slechte namaak en zo veel werk zonder herkomst dat een museum zich eerst twee keer achter de oren moet krabben. In Gent hadden ze beter moeten weten.’

Volgens van Beveren is het echtpaar , dat ondertussen de Belgische nationaliteit verwierf, niets meer dan een koppel oplichters die hun weg omhoog bluffen. Door hun werken tentoon te stellen willen ze de perceptie creëren dat ze echt zijn. ‘Als deze werken zijn wat ze pretenderen te zijn, dan horen ze thuis in het MoMa, aldus van Beveren. Er zijn 26 werken. Nou, als ze echt zijn, reken dan maar 26 keer 20 miljoen euro. Dan zouden die schilderijen toch minstens achter glas hangen en zet je er het best een cordon militairen omheen. Maar ze zijn niet echt. En dus ook niets waard.’

Dat heeft het echtpaar niet verhinderd om in Jette een oud en vervallen jachtpaviljoen te kopen om er een permanente tentoonstelling in onder te brengen. De gemeente Jette zag dat graag gebeuren. Ook Vlaams minister van Cultuur en Jettenaar Sven Gatz (Open VLD) vond dat een goed idee. Hij steunde het opzet dan ook. In de krant zegt hij nu dat er wellicht te weinig “due dilligence” is gebeurd. (Lees verder onder de foto)

Het jachtpaviljoen Dieleghem in Jette, vroeger eigendom van de familie Titeca en nu (misschien) een toekomstig museum van Russische kunst. (Foto: © http://arbres-inventaire.irisnet.be)

Toporovskiy richtte de “Stichting Dieleghem” op, genoemd naar het paviljoen waar de collectie moet terecht komen. Jette zou op dat moment volgens de kunstliefhebber de trotse eigenaar zijn van de grootste collectie Russische kunst uit het interbellum. Hij slaagde er in twee opmerkelijke bestuurders aan te trekken in zijn stichting: de 74-jarige Christian Pinte en de 77-jarige Hélène de Witt du Lau Allemans. Pinte is de gewezen verantwoordelijke voor de kunstaankopen van de Dexia groep. Die bank kan bogen op een indrukwekkende kunstcollectie. De moeder van Hélène de Witt was Marie Clothilde Eugenie Alberte Laetitia Geneviève Bonaparte, Princesse Napoléon. Dat maakt Hélène de Witt een rechtstreekse afstammeling van Napoléon. Noblesse oblige, zullen we maar zeggen.