Karel Anthonissen gaat terug aan het werk (al is het niet duidelijk wat hij moet doen)

Gewestelijk BBI-directeur Karel Anthonissen is terug aan het werk nadat hij drie maanden revalideerde van een open hart operatie. Hij kondigt zijn terugkeer aan in een open brief aan minister van Financiën Johan Van Overtveldt (N-VA). Toch is Anthonissen er niet helemaal zeker van wat hij nu precies moet doen. “Wat mijn rol van gewestelijk directeur nog zal inhouden, daarover lopen de meningen uiteen, nu die functie uit alle fiscale wetboeken en uit het Wetboek van Strafvordering is weggeschreven.”, aldus Anthonissen. “Normaal hoeft dat niets te veranderen; het was maar een technische naamsverandering, zegden ze. Maar ik word alvast niet meer betrokken bij de ‘geïntegreerde managementsystemen’ van de administratie, al heb ik daar tot nu toe bijzonder weinig aan gemist. Ik hoor dat de drie adviseurs-generaal die mij vervangen, het niet slecht doen.”



Anthonissen stelt dat zijn revalidatie goed is verlopen, ook al werd zijn rust onderbroken door drie huiszoekingen door de gerechtelijke politie van Brussel, bij hem thuis, op zijn kantoor en in zijn tweede verblijf.  Eén en ander gebeurde op last van BBI-topman Frank Philipsen, die zijn laatste twee gewestelijke directeurs, Sonja van Duerm en Anthonissen, en al zijn adviseurs-generaal verdacht van een perslek. Anthonissen haalt ook uit naar minister van Justitie Koen Geens (CD&V) die volgens de BBI-directeur weigert op te treden in witwas dossiers.

“Kijk, mijnheer de Minister, wanneer u eens in Gent of in Brugge passeert, ik kan u in beide prachtige Vlaamse steden in mijn kantoor ontvangen, zo eindigt de brief. Onder de vorige regering was staatssecretaris John Crombez hier een belangstellende en gewaardeerde bezoeker. Maar daarna was hij moreel verplicht ook de drie andere gewestelijke directeurs van de BBi te bezoeken, een situatie die zich thans niet meer kan voordoen. Welkom. Breng zeker uw medewerkers van de Cel Fiscale Fraudebestrijding mee. Dan zien wij hen nog eens; zij hebben uitzonderlijk werk verricht.”