De Beaulieu-saga en de familie De Clerck (deel 1)

Roger De Clerck, tweede van rechts, in het gezelschap van Margaret Tatcher en de gewezen Amerikaanse president George Bush.

“Het moet al een dikke boom zijn waartegen de varkens zich zo kunnen schuren.” Dat zei Willy Ramboer wanneer hij in 1991 de gevangenis van Sint-Gillis verliet. Ramboer was de gewezen topadviseur van toenmalig CVP-kopstuk Mark Eyskens. Ramboer was de man die op het kabinet van Eyskens de fraudedossiers regelde voor de groep Beaulieu. Hij werd opgepakt door politieman Glenn Audenaert die het grote gerechtelijk onderzoek naar Beaulieu opstartte. Wanneer Ramboer het tegenover de pers die hem opwachtte aan de gevangenispoorten had over “een dikke boom”, dan bedoelde hij Roger De Clerck, de oprichter van de tapijtengroep Beaulieu. Met het aangekondigde proces voor de kinderen van Roger De Clerck lijkt een ultiem einde te komen aan de saga Beaulieu. Een verhaal dat 30 jaar oud is. Enige geheugen is dus op zijn plaats. Een verhaal over de West-Vlaamse textielgroep Beaulieu, in verschillende afleveringen.

‘En zie je gie van de streke?’ is een spontane vraag die bij elke rechtgeaarde Westvlaming opkomt wanneer hij in de stem van zijn gesprekspartner ook maar de lichtste Westvlaamse tongval hoort. ‘Ja, ge keunt gie da nie wegsteken hé. En van wienste familie zie gie?’ volgt er zeer snel op. Verknochtheid aan de Westvlaamse klei en de eigen familie, twee kenmerken die ook centraal staan bij Roger De Clerck, pater familias en boegbeeld van de tapijtengroep Beaulieu. ‘We hebben al het mogelijke gedaan om als mens een beter leven te kunnen leiden.’ zegt hij in 1982 in één van de weinige interviews die hij ooit heeft toegestaan. En het leven dat hij zijn familie gegeven heeft, is er materiaal fenomenaal op verbeterd. Maar om die rijkdom te verwerven heeft Roger De Clerck een niets en niemand ontziend leven geleid. ‘Roger De Clerck is zo brutaal en zo machtig dat hij geen echte vrienden kan hebben.’ vertelt een gewezen boekhouder van de groep.



Als zoon van een welstellende hereboer uit het ontiegelijke Westvlaamse dorpje Wielsbeke beseft Roger De Clerck al zeer snel dat zijn roeping niet in de harde vlasteelt ligt. Het oogsten van de vlasstengels, het roten in water en breken tot vezels, spreekt hem niet echt aan. Met meer fascinatie kijkt hij naar de thuiswevers uit zijn geburen, mensen die al hun spaarcenten investeren in een zware machine die ze in hun stal zetten en waar ze dag in dag uit achter staan, terwijl de spoelen heen en weer slaan. ‘We moeten in de textiel gaan, want in vals is er geen toekomst meer, vertelt de jonge Roger De Clerck, als boer verdien je misschien twee keer geld per jaar, als je geluk hebt. Textiel loopt elke dag.’ (Lees verder onder de foto)

Roger De Clerck

Meteen is het begin van een mythe geboren. Boer Clerck wordt industrieel Clerck. De omschrijving boer zal hij blijven meedragen, initieel vanuit de welstellende Franstalige bourgeoisie die neerkijkt op de jonge ondernemer, later vanwege zijn brutale optreden, ondersteund door een konsekwent dialectisch taalgebruik.

Roger De Clerck is 34 wanneer hij zijn eerste weefgetouwen koopt. Hij is gehuwd met Anne-Marie Hanssens, een dochter uit een welstellende familie koffiebranders die het merk ‘Grootmoeders Koffie’ op de markt brengen. Ze is doordrongen van de koopmansgeest. Het is zij die Paul Delbaere wegkoopt bij de ook al Westvlaamse producent van textielmachines Van de Wiele uit Marke. Delbaere was daar zowat hoofdingenieur. Anne-Marie Hanssens ziet dat haar echtgenoot nood heeft aan een technieker. Delbaere wordt de linkerhand van boer Clerck, de jonge en staalharde Noël Demeulenaere zal uitgroeien tot de onmisbare rechterhand van de industrieel.

Roger De Clerck is een welbespraakt man maar hij schuwt de openbaarheid, en vooral de media. Demeulenaere daarentegen is een man van veel woorden, zij het in korte krachtige zinnen gegoten die hij op in snel tempo op zijn toehoorders afvuurt.

‘Het gebeurde wel eens dat wij een tweetal ossen op de hoeve van Roger moesten verkopen, vertelt Demeulenaere. De opbrengst moesten we gebruiken om tijdig ons katoen te kunnen betalen.’ Maar de werkelijkheid was minder romantisch. Vanaf zijn eerste jaren als ondernemer ging Roger de Clerck zich nauw verstrengelen met de politiek, meer bepaald met de christen-demokratische CVP. In het naoorlogse West-Vlaanderen speelde de zogenaamde ‘groep van Kortrijk’ met figuren zoals Tony Herbert een erg belangrijke rol in de uitbouw van de kristen-democratische partij. Een andere voortrekker van die beweging was Albert, Berten, De Clerck, neef van Roger De Clerck en vader van het vroeger CVP-kopstuk en huidig Proximus-voorzitter Stefaan De Clerck. Van 1961 tot 1965 was Berten De Clerck minister van middenstand. Wanneer Roger De Clerck in die periode in Duitsland een groot lot machines gaat kopen, slaagt hij erin via Berten De Clerck zijn eerste subsidie los te krijgen, prototypesteun voor industriële innovaties.

Dit interen op de staat, zal De Clerck blijven kenmerken. Elke investering die hij doorvoert, koppelt hij aan staatssteun. Waar zijn concurrenten de volle pot moeten betalen, kan boer Clerck doorgaans zijn financieringslasten afwentelen op de staat. Dat was in de jaren ’60 zo met de aankoop van machines, dat zal later zo zijn bij de overname van Fabelta en Zwijnaarde. Wanneer Parijs Noord-Frankrijk ontdekt als noodregio is boer Clerck er onmiddellijk bij om er nieuwe fabrieken in te planten. Op het moment dat West-Duitsland via de “Treuhandanstalt” miljarden mark naar het Oosten pompt, springt boer Clerck als een duivel uit een doosje. ‘We gaan onze wilde expansiedrang nu in het oosten botvieren.’ zegt Demeulenaere. Beaulieu werpt zich enthousiast op de opengevallen Russische markt. (Lees verder onder de foto)

Boer Clerck mag dan conservatief-katholiek zijn, als ondernemer is hij puur liberaal: tegen de staat en tegen elke vorm van belastingen. Conform die gedachte zal hij dan ook nooit veel belastingen betalen. Ondertussen aarzelt hij niet om uit de staatsruif te eten. Wanneer hij in 1987 een polyprop fabriek wil bouwen, gaat hij eerst op zoek naar gronden in Antwerpen. In een brief aan de havendirectie schrijft hij: de gronden krijgen we voor niets, dat is duidelijk, maar hoeveel krijgen we daar nog bovenop? Die stijl zijn ze in Antwerpen niet gewoon. We onderhandelen met iedereen, maar niet met boeren, luidt het antwoord.

Boer Clerck betaalt wel loyaal zijn politiek losgeld. In de jaren ’70, wanneer partijfinanciering nog geen gespreksonderwerp was, deelde boer Clerck met vaste hand op zijn recepties tussen het publiek enveloppen uit aan de aanwezige politici. Doorheen de jaren groeide de brutaliteit van de groep Beaulieu, en groeide de gedachte dat met geld alles te koop is.

Politiek bekent boer Clerck openlijk nooit kleur, financieel des te meer. Berten De Clerck, die zijn neef bijstond in zijn moeilijke begindagen, eindigt zijn dagen als grote voorman van het NCMV, de christelijke middenstandvereniging, vandaag de dag gekend als Unizo. Wanneer Gorki zoveel jaar terug zingt ‘De middenstand regeert het land, beter dan ooit tevoren’, zitten ze pal op de waarheid. (Lees verder onder de foto)

Wanneer in de jaren ’80 de toenmalige Bank van Roeselare, de bank van katholiek West-Vlaanderen, nieuwe aandeelhouders kreeg, dook Roger De Clerck op aan de zijde van het NCMV. De Clerck was wel vermomd in de vorm van de Luxemburgse holding Chamade, vertegenwoordigd door de Libanese familie Katchadourian, stromannen voor De Clerck. ‘De Bank van Roeselare leerde zijn volk witwassen’ grapt een kenner. In West-Vlaanderen liep jarenlang het gerucht dat wie een winnend lot had van de Koloniale Loterij die best kon innen bij de Bank van Roeselare. Daar kreeg je nog iets bovenop de gewonnen geldprijs. De bank zelf verkocht daarna het lotje aan een klant die zwart geld wou witwassen. De klant kreeg het lotje, trok naar de Nationale Loterij en keerde terug met het geld op zak, voorzien van een fiscaal attest dat het om loterijwinst ging. Witwassen via de staat dus.

Wanneer later het NCMV zich te buiten ging aan de overname van de holding Electrorail en meegesleept werd in het nefaste débâcle van Leo Van Tuycom, was boer Clerck opnieuw van de partij. Via Electrorail nam Beaulieu ondermeer een participatie in de tapijtendistributeur Tonton Tapis, waarvan de bedrijfsleider een goede vriend was van Jan De Clerck.

Ondertussen raakt Beaulieu wel meer en meer verstikt in het web van de belastingscontroles. Maar ook daar slaat hij hard terug. Wanneer een BBI-inspecteur echt te hard van stapel dreigt te lopen, wordt zijn zoon prompt benoemd tot boekhouder van Beaulieu-dochter Domo. Wanneer een kaderlid zich verzet tegen zijn ontslag door de groep, krijgt hij plots een extra controle van de belastingen op zijn dak, met de groeten van Roger De Clerck zegt de inspecteur erbij.

Doorheen de jaren wordt Roger De Clerck meer en meer een man die geassocieerd wordt met angst en terreur. Hij blijkt daarbij kwasi ongenaakbaar te zijn. Naar buiten toe, legt hij enkel nietszeggende verklaringen af. In december 1988 zendt de toenmalige BRT een opmerkelijke Panorama-aflevering uit van Johan Depoortere. Inzet is boer Clerck. De reportage start met helicopterbeelden van de villa van boer Clerck in Wielsbeke. Daarop is de begingeneriek gemonteerd van het succesfeuilleton Dallas; de cowboys van West-Vlaanderen. In die reportage zit één kort interview met Roger De Clerck, dat we u niet willen onthouden.

Waarom blijft Roger De Clerck steeds verder werken?

‘Voor de centen en de vooruitgang hé. Dat doe jij toch ook hé, voor de centen en de vooruitgang.’

Maar wat is u het geheim van uw succes?

‘Is dat zo’n succes? De moeder van Napoleon zei het al: pourvu que ca dure!’

Maar bij u duurt het al 30 jaar.

‘We doen ons beste hé.’

Er wordt gezegd dat Boer Clerck de staat goed kan melken. Klopt dat?

‘Dat we dat maar konden hé. We zweten veel voor de staat. Dat melken, dat is gazettepraat hé.’

Daarmee was de kous af en het interview gedaan. Toch was op dat moment al duidelijk dat Roger De Clerck geen ongevaarlijk man was. Eind de jaren ’80 rondt het parket een onderzoek af tegen Roger De Clerck. De man wordt er door het parket van beschuldigd valsheid in geschrifte en oplichting te hebben gepleegd gedurende de periode 1976 tot 1986. De techniek van De Clerck bestond erin grote bedragen geld vanuit België naar het buitenland te verschepen als “waarborg voor uitstaande leningen’. Die leningen zouden uitstaan bij Nederlandse banken. Maar nader onderzoek leerde dat die leningen helemaal niet bestonden. De Clerck leende geld aan zichzelf met als gevolg dat grote bedragen terecht kwamen in het Nederlands fiscaal paradijs Curaçao. Het gerecht kon 18 diverse leningen traceren, de laagste bedroeg 25 miljoen frank, de hoogste 5 miljoen dollar. In totaal zou het gaan om een bedrag van 1,5 tot 2 miljard frank, zo’n goede 50 miljoen euro.

Het was de raadkamer van inbeschuldigingstelling (KIB) die moest beslissen of Roger De Clerck zou worden vervolgd en dat wel voor de correctionele rechtbank of voor het hof van assisen. Op 12 december 1986 maakte rechter Philippe Van Hille de beslissing van de raadkamer bekend.: “Overwegende dat de verdachte terecht opmerkt dat de behandeling van de zaak tijdens openbare debatten de reclassering van de verdachte ten zeerste zou bemoeilijken. De verdachte staat immers aan het hoofd van een belangrijk industrieel complex dat werk geeft aan enkele duizenden werknemers; overwegende dat bij de lezing in dag- en weekbladen deze mensen een verkeerd inzicht zouden kunnen hebben nopens de ware toedracht van de zaak, terwijl wat hen betreft de werkzekerheid primeert (…) Verdachte heeft er alle belang bij dat er zo weinig mogelijk rond de zaak die hem aanbelangt wordt gesproken, geroddeld of daarvan in het openbaar gewag wordt gemaakt, zulks met het oog op zijn relaties met het buitenland en met de financiële wereld (…) De raadkamer verklaart dan ook de tenlastelegging bewezen en is van oordeel dat aan de verdachte de opschorting van de uitspraak van de veroordeling mag toegekend worden.’

De raadkamer stelt dus de sociale positie van Roger de Clerck belangrijker is dan een gerechtelijke vervolging. Het parket-generaal neemt dit echter niet en substituut procureur generaal Maes gaat onmiddellijk in beroep. De man schrijft daarbij een pleidooi dat voor Roger De Clerck zwaar vernietigend is. “Er is een waarheidsvervalsing, de dader heeft gehandeld met bedrieglijk opzet. Bovendien is de vervalsing van aard om nadeel te berokkenen aan derden. Terzake is dit de Belgische staat, het ministerie van financiën en onrechtstreeks de inleverende Belg (..) De zwaarwichtige aard en de stelselmatigheid van de bedreven feiten blijken dermate inherent te zijn aan de bedrijfspolitiek van de verdachte dat geen verbetering, tenzij in de zin van verfijning, in zijn hoofde te verwachten valt, zodat de gunst van opschorting van elke efficiëntie ter preventie van recidive in het latere gedrag van de verdachte zou zijn ontbloot.’

Waarom doet boer Clerck het allemaal? Voor zijn kinderen natuurlijk, zoals iedereen trouwens. Maar die tweede generatie vormt een probleem, zoals morgen zal blijken.