Het vermogen van de Belgen is nog altijd bij de hoogste van alle Europese gezinnen, samen met de Nederlanders, zo leert de ING studie. Alleen de Spanjaarden en Britten hebben een hoger vermogen in verhouding tot hun beschikbaar inkomen. Maar dat komt door hun onroerend vermogen, ondanks de fikse waardedaling daarvan in de beide landen gedurende de crisis. In absolute termen staan de Belgische gezinnen nog altijd in de top drie van de spaarders in 2015, met een onroerend vermogen van 1.200 miljard euro en een financieel vermogen van 1.200 miljard euro. Met een nettovermogen (inclusief vastgoed en schulden) van ongeveer 450.000 euro per gezin, zijn de Belgen rijker dan de andere gezinnen in de eurozone met een gemiddeld nettovermogen van 255.000 euro per gezin.
De nettorijkdom van het gemiddelde Belgische gezin is er sinds 2007 met 18% op vooruit gegaan en dat ondanks de daling sinds het begin van de financiële crisis in 2008. De gestage aangroei van het onroerende vermogen en de snelle inhaalbeweging van het financiële vermogen bij ons vanaf eind 2008 zorgde ervoor dat die evolutie positiever uitvalt in België dan in de rest van de ‘kernlanden’ van de eurozone. In de Zuid-Europese landen, waar de vastgoedmarkten meer correcties te verduren kregen dan in de kernlanden, duurde de terugval veel langer en was hij ook veel harder. De nettorijkdom per gezin begon in die landen pas vanaf eind 2013 opnieuw te stijgen, dat is ruim twee jaar nadat de opwaartse beweging in België op gang kwam.
Lage rente heeft nauwelijks invloed op spaargedrag
De Belgische spaarders lieten zich niet afschrikken door de lage rente, maar ze gaven wel duidelijk de voorkeur aan zichtrekeningen, zo concludeert ING. Ondanks de lage rente waren er tijdens de crisis weinig grote gedragsveranderingen tegenover de klassieke spaarvormen. Oostenrijk en Finland zijn daar een uitzondering op. Daar lieten spaarders hun spaarboekjes links liggen. In België, net als in de meeste andere landen, blijft een grote stroom van spaargeld naar de deposito’s gaan: van midden 2007 tot midden 2015 zijn de deposito’s (in ruime zin, inclusief cash), met 111 miljard toegenomen, dus zowat 3,5 miljard per kwartaal. Dat in vergelijking met een toename van 2,5 miljard per kwartaal in de acht jaar voor 2007.
In België is er wel een dubbel fenomeen: de deposito’s stijgen minder snel en het aandeel ervan in het vermogen loopt iets terug sinds 2014; verder lijken de verschillende soorten spaarboekjes volgens de spaarders almaar sterker op elkaar, want er is geen voldoende onderscheid meer tussen het respectieve rendement ervan, dat rond nul draait. Daardoor is het aandeel van de zichtrekeningen in de deposito’s de laatste kwartalen sterk toegenomen. Dat wijst volgens ING nog op een ander fenomeen: de Belgen hebben een vrij liquide ‘buffer’. Met hun deposito’s, die haast 120% van hun jaarlijks beschikbaar inkomen uitmaken, lijken de Belgen van alle Europese landen die in de studie werden geanalyseerd, dus het best gewapend tegen onverwachte uitgaven.