
“We hebben 93 bijkomende vragen gesteld” aldus Servais. Het feit dat Piqueur de toekomstige winsten wou gebruiken om de overname te betalen, stuitte op verzet. Die strategie zou immers leiden tot de verarming van de bank ten voordele van de aandeelhouders en hun financieringsverplichtingen.
“Zelfs al had Piqueur in die zaak een veroordeling opgelopen en het verbod gekregen om nog actief te zijn in de financiële sector, dan nog had de CBFA dat niet kunnen gebruiken om hem als niet ‘fit and proper’ te beoordelen.”
Jean-Paul Servais zei ook twijfels te hebben had over de deskundigheid en de professionele betrouwbaarheid van Jeroen Piqueur als hoofdaandeelhouder en bestuurder van Optima Bank. Drie juristen kregen opdracht het strafdossier te onderzoeken dat er in Gent was over het faillissement van de beleggingsvennootschap Ascona in 1991, waarvan Jeroen Piqueur een van de zaakvoerders was. Maar dat loste weinig op. “Zelfs al had Piqueur in die zaak een veroordeling opgelopen en het verbod gekregen om nog actief te zijn in de financiële sector, dan nog had de CBFA dat niet kunnen gebruiken om hem als niet ‘fit and proper’ te beoordelen. Een beroepsverbod kan immers slechts ten hoogste voor tien jaar gelden.” aldus Servais.
Nadat de CBFA in februari 2011 de vergunning voor Optima had geweigerd, diende Optima later dat jaar een nieuwe aanvraag in bij de Nationale Bank die de toezichtstaken van de CBFA had overgenomen. De overnameprijs van Ethias Bank was ondertussen gehalveerd van 52 naar 26 miljoen euro. Dat tweede bod werd wel goedgekeurd. Daarbij werd Piqueur opgedragen zelf voor 20 miljoen euro borg te staan.