NIEUW – Hubert Fabri verkocht Leopold III Bugatti voor 10 miljoen euro

Begin deze maand veilde het Londense kantoor van het Amerikaanse veilinghuis Gooding & Company 14 historische voertuigen voor een totaal bedrag van 37 miljoen euro. Eén wagen sprong daarbij in het oog, een Bugatti Type 59 Sports uit 1934. Die wagen behoorde ooit toe aan koning Leopold III. Hij haalde een record bedrag van 10,7 miljoen euro, inclusief veilingkosten. Tot op vandaag bleef de verkoper van die wagens onder de radar. Nu blijken de wagens uit de privé-collectie te komen van de miljonair Hubert Fabri. Dat wordt bekend gemaakt door een aantal NGO’s. Zij klagen Fabri al langer aan voor diefstal van landbouwgronden in verschillende Afrikaanse landen. Samen met de Franse miljardairsfamilie Bolloré controleert Fabri de groep Socfin, exploitant van rubberplantages in Afrika en Azië. Voor de NGO’s heeft de link met koning Leopold dan ook meer dan symbolische waarde.



De Bugatti in kwestie is niet enkel een technisch hoogstandje voor zijn tijd, hij wordt ook beschouwd als een van de meest elegante racewagens van voor Wereldoorlog II. De racewagen maakte deel uit van het Bugatti Grand Prix-team in het raceseizoen 1934-1935. Hij werd, met René Dreyfus aan het stuur, derde in de GP van Monaco en won dat jaar ook de Belgische GP in Spa. Bugatti bouwde het voertuig nadien om tot een sportwagen, met een nieuwe versnellingsbak, aangepast chassis en koetswerk. Het werd in het zwart geschilderd en in 1937 verkocht aan koning Leopold III. De vader van wijlen koning Boudewijn was een liefhebber van Bugatti. Het voertuig veranderde nadien nog vier keer van eigenaar. Om uiteindelijk te landen in de collectie van Hubert Fabri. (Lees verder onder de foto)

Lokaal protest tegen Socfin, hier in het district Malen in Sierra Leone.

Dit verhaal steekt schril af tegen de aanklachten die de NGO’s formuleren tegen Fabri. Zo maakt het Oakland Institute van de veiling gebruik om nogmaals het optreden van Socfin in Afrika aan te klagen. Volgens de instelling zijn lokale gemeenschappen in Afrika en Azië herhaaldelijk het slachtoffer van geweld, intimidatie en nood als gevolg van de exploitatie van palmolie en rubber. Meest recent, op 20 mei 2020, werd het dorp Ijaw-Gbene in Edo State, Nigeria, afgebrand door beveiligingspersoneel van Okomu Oil Palm Plantation Plc., een dochteronderneming van Socfin, samen met leden van het Nigeriaanse leger. In Sierra Leone zijn verdedigers van landrechten die kritiek hebben op het bedrijf de afgelopen acht jaar het slachtoffer van arrestaties en gerechtelijke pesterijen. In Liberia dienden 22 inheemse dorpelingen in mei 2019 een klacht in tegen een andere dochteronderneming van Socfin, de Salala Rubber Corporation, wegens illegale landroof, seksueel geweld en intimidatie van mensenrechtenverdedigers. In Kameroen werd ook het door Socapalm ingehuurde beveiligingsbedrijf beschuldigd van geweld tegen de lokale bevolking.

De wortels van Socfin gaan terug tot concessies toegekend door koning Leopold II. In 2018 werd Fabri in eerste aanleg door een Brusselse rechtbank veroordeeld wegens corruptie in het Afrikaanse land Guinee.