Kwart van Brusselse economie draait op Europa

Het Europees parlement in het centrum van Brussel. (Foto: Belga Images)

Bijna een kwart van de omzet van het Brussels Gewest is afkomstig van de aanwezigheid van Europese en internationale instellingen en van lobby’s. Dat blijkt uit een recent onderzoek van drie onderzoekers van de VUB. De economische impact varieert tussen bijna 23 % en 26 % van de omzet die in Brussel wordt gecreëerd en tussen 19 % en 20 % van de Brusselse tewerkstelling. In absolute cijfers gaat het om 137.000 banen, waarvan 64.385 directe banen. Al de rest zijn indirecte banen die verband houden met de gevolgen voor de consumptie en leveranciers van de instellingen. Bijna een kwart van de Brusselse economie is dus afkomstig van een input die voornamelijk van buiten komt, aangezien België zelf weinig bijdraagt aan de budgetten van Europese en internationale instellingen.

De vorsers van de VUB werkten de studie uit op vraag van Alain Hutchinson, de door de Brusselse regering benoemde Commissaris voor Europa. De studie houdt rekening met de instellingen van de Europese Unie, zijnde de Europese commissie, het parlement en de raad, en de 26 geassocieerde agentschappen, evenals 22 internationale organisaties die aanwezig zijn in Brussel. Ook de diplomatieke sector, ambassades en consulaten, en de bij Europa geregistreerde en lobby kantoren zijn in de teller opgenomen. Tot nu toe kon deze impact niet erg nauwkeurig worden berekend. Vooral omdat het supranationale karakter van deze organisaties het moeilijk maakt om hun personeelsvolume te kwantificeren. De NAVO neemt bijvoorbeeld om voor de hand liggende veiligheidsredenen geen militair personeel op in haar officiële statistieken.



De aanwezigheid van al deze instellingen en lobbyisten in Brussel is ook positief voor Vlaanderen en Wallonië, ook al is de impact hier een stuk minder. Die impact wordt geschat tussen 1% en 2% van hun economie, met 10.400 banen in het noorden van het land en 7.400 in het zuiden, wellicht geconcentreerd in de beide provincies Brabant. Het mag dus duidelijk zijn dat de Europese aanwezigheid enorme economische voordelen biedt aan de hoofdstad. Maar de auteurs waarschuwen ook voor de risico’s van het post-covid-tijdperk, en met name voor de verspreiding van telewerken. Nu al is beslist dat de Europese Commissie van plan is om tegen 2030 de helft van haar huidige gebouwen te verlaten. Hoewel internationale instellingen massaal niet-Belgische werknemers naar Brussel hebben getrokken, zou een omkering van deze trend grote gevolgen kunnen hebben voor de Brusselse economie.