Chinese bedrijfsleiders investeren in het buitenland voor verschillende redenen. Ze zoeken naar betere toegangen voor hun afzetmarkt, ze zijn op zoek naar hogere rendabiliteit en vooral, ze zijn op zoek naar nieuwe toegepaste technologie. Europa handhaaft zijn strategie van een open economie en zet zijn grenzen open voor Chinese investeerders. Dat heeft op zich veel voordelen. China verankert zich in het buitenland en dat beïnvloed op termijn zijn buitenlandse politiek. Tegelijkertijd kan het bepaalde marktmechanismen importeren om de eigen economie te stimuleren. De beweging is ook wederkerig. De Belgische verzekeraar Ageas controleert momenteel 5 procent van de Chinese markt, goed voor een netwerk van 145.000 Chinese agenten. Cijfers uit China zijn altijd indrukwekkend.
Natuurlijk zijn er ook risico’s. China is nog steeds een centraal gestuurde economie waar de politieke leiders zich graag inlaten met economische dossiers. Er zijn risico’s op industriële spionage en delocalisatie naar China. De verhalen over Chinese studenten aan Europese universiteiten die enkel uit zijn op kennisoverdracht, zijn niet weg te branden uit het collectief geheugen. Het antwoord op die risico’s bestaat uit de creatie van een sluitend framework waarbinnen die investeringen zich moeten situeren. Het is logisch dat zoiets op Europees niveau wordt uitgewerkt.
Er is niets om bang te zijn van Chinese investeringen. De Gele Reus is allang ontwaakt. Het lijkt er eerder op dat Europese reus aan het indommelen is. Europa verliest aan slagkracht en gaat boven zijn stand leven. Misschien dat de Chinezen de Europese pauze-knop kunnen desactiveren.
Ludwig Verduyn