UPDATE – Prins Laurent stort zijn hart uit: “Ik ben gedwarsboomd door mijn familie”

De Kamer moet zich vandaag uitspreken over de sanctie die Prins Laurent te wachten staat na zijn ongevraagd bezoek in uniform aan een receptie van het Chinese leger. Nog niet eerder gezien, maar Laurent schreef de kamerleden een openhartige brief. Hij laat er geen twijfel over bestaan wat er fout liep en loopt in zijn leven: “Ik denk niet dat een andere burger van dit land zijn leven lang met zulke hardnekkigheid werd geïnstrumentaliseerd, en zijn projecten voortdurend gedwarsboomd zag door zijn familie en door “grove nalatigheden” van sommige politieke gezagdragers”. En nog: “Sinds mijn prille jeugd werd mijn bestaan ten dienste gesteld van mijn broer, van mijn familie, en van de Staat. Ik heb niet mogen werken zoals ik wenste, noch projecten uitwerken die mij enige zelfstandigheid hadden kunnen bieden. Ik moest zelfs toestemming vragen om te trouwen, en tot op heden zet men het mij betaald, dat ik huwde met een vrouw die ik liefheb, maar geen titel noch fortuin heeft.



UPDATE

Bij monde van kamerlid Peter Buysrogge heeft N-VA al gereageerd op de brief van Prins Laurent. Indien de prins het zo moeilijk heeft om te leven met de verplichtingen van zijn dotatie moeten we misschien overwegen hem van die verplichtingen en dus ook van zijn dotatie helemaal te ontdoen, aldus de N-VA politicus. Die stelling werd later ook bijgetreden door andere politici. Veel indruk maakte het schrijven van Laurent dus niet. De Kamer besloot de dotatie van Laurent voor dit jaar met 15 % terug te schroeven.

U kan hier de volledige brief lezen.

“Geachte Heer Voorzitter,

Geachte Ministers en Staatsecretarissen,

Geachte Kamerleden,

Zoals u weet werd ik niet uitgenodigd om het woord te nemen tijdens uw zitting, wanneer heden het Voorstel van inhouding op de aan een lid van de Koninklijke Familie toegekende dotatie van 14 december 2017 van de Ministerraad zal worden behandeld. Bijgevolg heb ik geen andere keuze, gezien ook de uiterst strakke kalender die u heeft voorzien, dan mij ertoe te beperken u deze korte boodschap te laten geworden.

Voor de tweede maal zal ik niet verdedigd kunnen worden voor de instelling die bevoegd is om mee te beslissen over een inhouding op dotatie, overeenkomstig artikel 11 van de Wet van 27 november 2013 met betrekking tot de dotaties en de vergoedingen die worden toegekend aan leden van de Koninklijke Familie. En voor de tweede maal zal de instelling beslissen op basis van een nota of een verslag met nieuwe feiten en argumenten, dewelke men mij geen mogelijkheid laat te weerleggen.

Ook al denkt u zich te mogen vrijstellen van deze fundamentele vereiste van de billijke procesvoering, omdat gerechtelijke beroepen voor mij zouden openstaan, toch denk ik u te moeten wijzen op de symbolische dimensie van uw beslissing, die zonder weerga is. Die beslissing kan mij ernstige, moeilijk herstelbare schade berokkenen.

De regering vraagt u mij te bestraffen voor een feit, maar de lichtheid van deze grief ontgaat niemand. Eigenlijk is mijn hele bestaan het voorwerp van een proces, en dat proces is al lange tijd geleden begonnen. Hij wordt onafgebroken gevoerd in de media, en waarschijnlijk ook in uw gedachten en die van sommige medeburgers. Een waslijst aan onhandigheden, vergissingen, fouten, jaar na jaar langer, jaar na jaar bezwarender, want steeds à charge en nooit à décharge. Maar ik stel u de vraag: wie onder u zou bestand zijn tegen zulke samenvatting van zijn leven, tegen zulk een laatste oordeel?

Ik heb die waaier aan procedures niet gewenst, ik heb zelfs geprobeerd die te vermijden. Ik heb voorgesteld een sanctie te aanvaarden, hoe onrechtvaardig dat ook zou zijn, indien de regering zou aanvaarden duidelijkheid te scheppen voor de toepassing van een te snel geschreven wet, die een willekeur mogelijk maakt waarbij de rechters die u heden bent, partij zijn. De weigering van deze enige werkelijke oplossing laat mij geen andere keuze: ik moet tot op het einde het vreselijke precedent die zulke sanctie zou uitmaken, aanvechten, vermits die over mezelf en vooral mijn vrouw en kinderen een permanente dreiging zou doen hangen. Moet ik u eraan herinneren dat noch ik noch mijn familie genieten van de sociale bescherming (gezondheidszorg, invaliditeit, pensioen) die – gelukkig – de sokkel zijn van het bestaan van de andere burgers in dit land?

De meesten weten het niet, en velen doen alsof ze het vergeten zijn: sinds mijn prille jeugd werd mijn bestaan ten dienste gesteld van mijn broer, van mijn familie, en van de Staat. Ik heb niet mogen werken zoals ik wenste, noch projecten uitwerken die mij enige zelfstandigheid hadden kunnen bieden. Ik moest zelfs toestemming vragen om te trouwen, en tot op heden zet men het mij betaald, dat ik huwde met een vrouw die ik liefheb, maar geen titel noch fortuin heeft. Die dotatie, die men in functie van politieke- of mediawinden zegt te willen beperken of afschaffen, is de prijs van een leven, de prijs van mijn leven, en die ligt nu al voor een groot deel achter mij. Moet ik u er overigens aan herinneren dat driekwart van die dotatie werkingskosten dekt, waarop nauwgezet wordt toegezien door het Rekenhof? Die dotatie is geen gunst, wat zij ook mogen denken, diegenen die geloven dat geld alle rechten kan afkopen, of toelaat een totale onderwerping te eisen.

Ikzelf ben natuurlijk niet feilloos, en ik ben er als eerste bewust van dat mensen die het veel minder breed hebben dan ik een nog harder lot ondergaan. Maar ik denk niet dat een andere burger van dit land zijn leven lang met zulke hardnekkigheid werd geïnstrumentaliseerd, en zijn projecten voortdurend gedwarsboomd zag door zijn familie en door “grove nalatigheden” van sommige politieke gezagdragers, zoals het Hof van Cassatie onlangs nog bevestigde.

Ik wens het dan ook te benadrukken, ik heb altijd in eer en geweten de opdrachten die mij werden toevertrouwd uitgevoerd, net zoals de projecten die ik zelf heb opgestart of trachtte op te starten. Zo heb ik mij met passie en met succes – ik zeg het zonder schroom – en met de hulp van kostbare persoonlijkheden, die ik hierbij bedank, toegelegd op duurzaam milieubeheer in de brede zin, en op dierenbescherming, met speciale aandacht voor de minderbedeelden. Herinnert u zich hoe sommigen glimlachten om die initiatieven, soms dezelfden die vandaag vinden dat ik in de weg loop, nu die materies brandend actueel geworden zijn?

Ik weet niet of u aan die boodschap gehoor zal geven. Maar het is mijn plicht te hopen dat u het begrip justitie geen oneer aan zult doen, en dat u dus eerder zal overwegen de wetgeving, die u onafgewerkt liet, te vervolledigen, op een rechtvaardige manier, en met inachtneming van de fundamentele rechten.”

Laurent van België