
Het verhaal van Raoul Warocqué is getekend door familiaal ongeluk. Zijn vader Arthur Warocqué maakte fortuin als eigenaar van steenkoolmijnen in zowel Henegouwen als Limburg. Arthur had vier kinderen. Twee dochters stierven op jonge leeftijd. Georges, de oudere broer van Raoul, was een gokverslaafde die er op de paardenrenbanen een goed deel van het familievermogen door jaagde. Zijn moeder liet hem onder gerechtelijk bewind plaatsen en verbande hem naar China waar hij ook korte tijd later overleed. Raoul bleef ongehuwd en had op latere leeftijd een relatie met Berthe Foulon, een dochter van een beschermeling van zijn moeder. Een huwelijk met iemand uit de lagere klasse was sociaal uitgesloten. Foulon erfde wel van Warocqué.
Warocqué erfde zowel van zijn familie als van zijn groottante Mélanie Hamoir-Warocqué die kinderloos stierf. Raoul laat zich weinig in met het dagelijk beheer van de bedrijven die hij controleert. Hij laat dat over aan zijn jeugdvriend Léon Guinotte. Warocqué was net als zijn voorvaderen politiek actief, in het nationale parlement en als burgemeester van zijn thuisstad Morlanwelz. Hij verankerde het familiaal fortuin door de belangen in de steenkoolindustrie op tijd in te ruilen voor belangen in het opkomende bankwezen. Zo werd hij aandeelhouder van de Banque de Bruxelles en de Société Générale.

Raoul Warocqué ontpopte zich ook tot kunstliefhebber en mecenas. Zijn collectie vormt de basis van het Museum van Morlanwelz. Wie in Schaarbeek rondwandelt in de befaamde Louis Bertrandlaan kan er “De vaas der Bachanalen” bewonderen. In de tijd van Warocqué was Schaarbeek een kunstenaarsdorp dat onderdak bood aan verschillende schilders. Wanneer een brand in het stadhuis van Schaarbeek verschillende grote kunstwerken in de as legde, schonk Warocqué “De Vaas der Bachanalen” als compensatie aan de Brusselse gemeente. Beeldhouwer Godefroid Devreese maakte de vaas als een ode aan de god Pan, omringd door nimfen in een roes van wijn en dans.