Ignace van Doorselaere: de Rijkste Belg is niet wie u denkt

Laat er geen twijfel over bestaan dat de rijkste Belg het met minder moet en kan doen. Die rijkste Belg torent qua inkomen ver boven de nummer twee uit. Zijn voorsprong is zo groot dat hij niet meer ingehaald kan worden.” zo schrijft ondernemer Ignace van Doorselaere in zijn Tijd-column vandaag. Maar Van Doorselaere verrast. “De rijkste Belg is de overheid, met een jaarlijks inkomen van boven 200 miljard euro.” zo zegt hij. Om verder te gaan: “Ondanks zijn gigantische inkomen is die rijkste Belg er niet in geslaagd over de generaties heen een eigen vermogen op te bouwen. Hij heeft alleen maar een groeiende schuld. Niet echt een voorbeeld voor zijn inwoners.”



Neen, Van Doorselaere mikt dus niet op Eric Wittouck, wel degelijk momenteel de Rijkste Belg. Meer zelfs, volgens de columnist en zaakvoerder van zijn conceptbedrijf 4F, verdienen Rijkste Belgen respect: “Je hebt twee soorten visies op rijkdom. Enerzijds visies die rijkdom zien als een bron van inspiratie, anderzijds visies die rijkdom zien als een bron van jaloersheid. Inspiratie is zinvolle brandstof voor een sterke toekomst, jaloersheid niet. Inspiratie beloont de inzet van zweet, kapitaal en risico. Jaloersheid schuimt het af. Het belasten van overwinsten en het bevriezen van prijzen is niet hoe je ondernemingen scherp en een maatschappij rechtvaardig houdt. Dat doe je door een faire marktwerking en spelregels te handhaven die concurrentie, waarin de beste wint, aanmoedigt, en waarin de grootste niet te veel macht of bescherming krijgt.”

Voor Van Doorselaer is het duidelijk: “Sterke landen zijn gebouwd op sterke bedrijven. Die landen bouwen een ecosysteem van opleiding, toekomstgerichte infrastructuur, arbeidswetgeving, rechtszekerheid en fiscaliteit uit waarin ondernemers zin blijven hebben om te onder-nemen. Die landen garanderen een groeiende welvaart voor hun burgers. In sterke landen hebben de economische actoren – investeerders, bedrijven, burgers – vertrouwen in de efficiëntie en de rechtvaardigheid van hun overheid.” Zijn advies is éénduidig: “Een hoger nettosalaris voor al wie werkt door het verlagen van de last op arbeid gefinancierd door het ontvetten van de rijkste Belg. De doelstelling van die ontvetting is 5 procent van het bruto binnenlands product, ongeveer 20 miljard euro per jaar.” De inspanningen om dat geld te vinden moeten zich prioritair richten op vijf terreinen waar niet het ‘gebruik’ maar het ‘misbruik’ wordt aangepakt: de pensioenen, de sociale zekerheid, subsidies, de arbeidsmarkt en ten slotte moet er een kam door het inefficiënte bestuur van dit land: federaal, regionaal, intercommunaal. “Niet de leraar, de verpleegster of de treinbestuurder, maar het administratieve monster boven hun hoofd moet aangepakt worden. Ja aan de rijkentaks, als ze zich beperkt tot de rijkste Belg.”, zo besluit hij.