“Jonge kunstenaars moeten we fiscaal ondersteunen”

Dreamboy 2, een werk van de jonge kunstenares Sophie de Smet.

Het maatschappelijk belang van de beeldende kunst kan niet genoeg worden benadrukt.” Zo starten de liberale kamerleden Christian Leysen (Open VLD) en Benoît Piedboeuf (MR) hun toelichting bij hun wetsvoorstel dat aankoop van kunst door bedrijven fiscaal aftrekbaar wil maken. Maar wel mits enkele voorwaarden zijn vervuld. Het kunstwerk in kwestie mag niet ouder zijn dan 5 jaar, de kunstenaar moet nog in leven zijn en de prijs mag niet hoger zijn dan 50.000 euro. Kwestie van in eerste instantie jonge kunstenaars te ondersteunen. Beide politici gaan nu op zoek naar steun in de Kamer voor hun voorstel. Hun collega’s van de PS, de Waalse socialisten, zijn alvast afwachtend. Ze willen de budgettaire impact van de maatregel kennen. En ze geven meteen een sneer naar de Vlaamse regering van Jan Jambon (N-VA): federaal cultuur stimuleren om regionaal op cultuur te bezuinigen?

Er moet worden vastgesteld dat de kunstensector nog steeds grotendeels en overwegend steunt op overheidssubsidiëring. Dit impliceert noodzakelijkerwijs dat de schaarse overheidsmiddelen de culturele ontplooiing deels beperken en dat is maatschappelijk nefast. De overheid doet er dus goed aan om de kunsteneconomie te stimuleren via een aantal gerichte fiscale maatregelen, die onmiddellijk ook garant zullen staan voor fiscale terugverdieneffecten en ook een invloed zullen hebben op de werkgelegenheid in de sector.” aldus de indieners van het wetsvoorstel.



De fiscus verwerpt momenteel de aftrekbaarheid van kunstaankopen door bedrijven omdat die kunst door het gebruik niet in waarde vermindert en dus niet afschrijfbaar is. Enkel zogenaamde functionele kunst, die is in gebouwd in gebouwen, is aftrekbaar. Dit sluit trouwens aan bij de -onterechte- kritiek van de PS op de Vlaamse regering. Vorig jaar keurde die immers het zogenaamde percentagedecreet goed. Dat laat toe om een percentage van de totale kost van openbare bouwprojecten voor te behouden voor publieke kunst. Dat sluit dan weer aan bij een bestaand fiscaal achterpoortje. De fiscus laat toe dat bedrijven de huur van kunst aftrekken, op voorwaarde dat het kunstwerk publiek zichtbaar is in de wachtzaal of kantoren. Het is ook toegelaten dat de ondernemers het kunstwerk privaat kopen en het vervolgens aan de eigen vennootschap verhuren. Een laatste optie is het werk privaat te kopen en het vruchtgebruik door te verkopen aan de vennootschap. Wie na de verhuur of het aflopen van het vruchtgebruik het werk doorverkoopt, betaalt nu geen belasting op de meerwaarden. Dat zou in het voorstel van Leysen en Piedboeuf veranderen. Meerwaarden worden dan wel belast.

Beide politici koppelen de fiscale aftrekbaarheid ook aan de voorlegging van een originaliteitsattest, dit om misbruiken te voorkomen. Dergelijk attest kan worden afgeleverd door hetzij de kunstenaar zelf, hetzij door tussenpersonen die de kunstwerken te koop aanbieden, zoals galeriehouders, veilinghuizen of antiquairs.