De vermeende diefstal van het duurste werk van Hergé

(Foto: Belga Image)

Volgende donderdag 14 januari gaat in Parijs normaal de veiling door van een ontwerp omslag die Hergé in 1936 maakte voor het Kuifje album “De Blauwe Lotus”. U merkt dat we voorzichtig zijn. Het werk kan een bedrag opleveren tussen de 2,3 en 2,8 miljoen euro. Normaal gaat dat geld naar de familie van Jean-Paul Casterman, de zoon van de toenmalige uitgever van Hergé. Die laatste zou het werk in 1936 aan de toen 7-jarige Jean-Paul hebben cadeau gegeven. Niets van, zegt de Brit Nick Rodwell nu, het werk is door de familie Casterman gestolen van Hergé, het hoort thuis in het Kuifje museum in Louvain-la-Neuve. Nick Rodwell is gehuwd met Fanny Vlaminck, de weduwe van Hergé, en beheert met economische ijver het nalatenschap van de striptekenaar. Het fascinerende verhaal van een prent uit 1936 die nu recordprijzen kan halen.

Eén ding is alvast zeker, het verhaal dat de familie Casterman ophangt, is verzonnen. Dat verhaal wil dat vader Casterman het voorontwerp te duur vond om te drukken als cover van het album. Waarop Hergé de prent aan de zoon overhandigde. Die plooide de prent is zes en borg ze op in zijn kast. Om ze daar decennia later tot zijn eigen verbazing in terug te vinden. Nog steeds mooi opgeplooid in zes. Niet dus. Dat bewijzen twee kleine gaatjes in de linker bovenhoek van de tekening. Voor Hergé was de tekening in 1936 verre van kunst, het was gewoon een werkdocument. Dus schreef hij een brief aan zijn uitgever, legde er zijn ontwerp achter en sloeg er een nietje in. Met een nietjesmachine. Waarop de brief in zes werd geplooid en met de post vertrok, richting Casterman.



Paris Match ontrafelde wat er daarna allemaal met de tekening gebeurde. Hergé overleed in 1983. Zijn ontwerp voor de Blauwe Lotus werd een eerste maal aan het publiek getoond in 1988 tijdens een tentoonstelling. Ze werd op dat moment ontleend door Jean-Paul Casterman die ook de verzekering voor het werk op zijn naam liet zetten. Het was eigenlijk ook op dat moment dat de weduwe van Hergé had moeten tussenkomen. Ze had de tekening wellicht op dat moment succesvol terug kunnen eisen. Maar dat gebeurde dus niet. Keerpunt is het jaar 1993, het jaar dat in Parijs op de veiling ‘Tintinomania’ voor het eerst sterk oplopende prijzen werden betaald voor origineel werk van Hergé. Dat zette aan tot initiatieven. De Blauwe Lotus tekening zou na 1993, wanneer de prijzen voor het werk van Hergé waren verveelvoudigd, verschillende keren privé zijn aangeboden aan verzamelaars. Die moesten toen wel beloven dat ze het werk niet zelf publiek zouden verder verkopen. (Lees verder onder de foto)

Hergé met rechts op de foto Tchang-Tchong-jen die hem inspireerde om in ‘De Blauwe Lotus’ de figuur Tchang neer te zetten. (Foto: Belga Image)

Ondertussen zijn er wereldwijd 225 miljoen exemplaren van het stripverhaal ‘De Blauwe Lotus’ verkocht, in alle mogelijke talen. Het boek wordt gezien als een keerpunt in de carrière van Hergé omdat hij er voor het eerst echte karakters in neerzette, onder meer de Chinese figuur Tchang die was geïnspireerd op zijn Chinese vriend Tchang-Tchong-jen. Hergé groeide intussen uit tot een icoon. Alle heisa rond de tekening komt de verkopers wellicht goed uit, het verhoogt de spanning, en dus de interesse en dus de prijs. Een aantal vermogende verzamelaars zou klaar staan om te bieden. Daaronder Benjamin de Rothschild, de Franse ondernemer Raphaël Geismar die in Hong Kong woont, maar ook de Amerikaanse regisseur George Lucas die een eigen museum over Kuifje wil uitbouwen. En misschien duikt er wel een onbekende Chinese miljardair op die gefascineerd is door de rode Chinese draak op de tekening. Tenzij Nick Rodwell er alsnog in slaagt de veiling te laten uitstellen. Maar die kans lijkt klein te zijn.