Familie Forrest incasseert op verkoop Congolese BCDC bank

Malta Forrest, de nieuwe sterke man van de familie Forrest

De holding Groupe George Forrest International (GFI) sloot 2019 af met een winst van 6 miljoen euro. Dat is een ommeslag van 200 % tegenover een verlies van 6 miljoen euro in het jaar daarvoor. Maar veel belangrijker voor de nu 79-jarige Congo-investeerder George Forrest is de verkoop eerder deze maand van zijn 66 % participatie in de Banque Commerciale du Congo (BCDC) aan de Keniaanse groep Equity. Die legt daarvoor 95 miljoen dollar op tafel. Onder leiding van de oudste zoon Malta Forrest stapte de groep de voorbije jaren uit de Congolese mijnbouw en ging zich volledig gaan toeleggen op openbare werken en immobiliën in het centraal Afrikaanse land. De opbrengst van de bankenverkoop kan worden aangewend voor nieuwe projecten, zo klinkt het.

Met de verkoop van de Banque Commerciale du Congo (BCDC) aan een Keniaanse groep verdwijnt één van de laatste Belgische koloniale erfenissen uit het Afrikaanse land. De BCDC is de opvolger van de Banque du Congo Belge (BCB) die 111 jaar geleden door de Banque d’Outre-Mer werd opgericht. De Bank van Belgisch Congo heeft de hele Congolese geschiedenis overleefd, door haar plan te trekken, net zoals de Congolezen zelf. Het is een praktijkvoorbeeld van wat in Congo ‘l’article 15’ van de Congolese grondwet wordt genoemd: ‘Débrouillez-vous’, trek uw plan.



Bij haar oprichting in 1909 had de bank nochtans een groot strategisch belang. Hij was een tegenzet gesteund door Duitsland tegen de groeiende Britse economische en financiële invloed in de regio. In 1911 krijgt de Banque du Congo Belge de toestemming van het Belgisch ministerie van Koloniën om bankbiljetten uit te geven, waardoor de private Banque du Congo Belge tot 1951 eigenlijk de centrale bank van Congo wordt. In de Reichsdruckerei in Berlijn worden in oktober 1912 voor het eerst voor 10 miljoen Congolese frank bankbiljetten van 20, 100 en 1.000 frank gedrukt. Die Duitse invloed wordt gebroken met de Eerste Wereldoorlog, een hoofdzakelijk economisch gestuurd conflict waarbij de koloniale belangen in Afrika een grote rol speelden.

De Bank blijft ultiem in Belgische handen. Forrest koopt zijn belang in de bank in 2009 over van het toenmalige Fortis, nu BNP Paribas Fortis. Hij zal de bank daarop doen verviervoudigen in omvang. Toch blijft het de tweede grootste bank, na de Congolese Rawbank. De verkoop nu komt er op een moment dat de Rawbank betrokken is bij een uitgebreid anticorruptieonderzoek, verdacht van medeplichtigheid aan de verduistering van openbare middelen die bedoeld zijn om de grote projecten te financieren die door het nieuwe staatshoofd Félix Tshisekedi een jaar geleden zijn gelanceerd. (Lees verder onder de foto)

Rowena Forrest, actief in het kristalbedrijf Val-St-Lambert.

Over de omvang van het vermogen van George Forrest doen veel verhalen de ronde. Dat vermogen is verankerd in Luxemburg met vertakkingen naar een aantal offshore holdings. Duidelijk is wel dat het grotendeels is opgebouwd in Congo. Zijn groep legt zich nu toe op de bouw van wegen, ziekenhuizen en andere publieke en private gebouwen, en is actief geworden in de energiesector, met name in zonnepanelen, hydro-energie en de aanleg van hoogspanningsmasten.

Forrest bezit samen met Aldo Vastapane ook nog een boerderij van 450.000 hectare met 30.000 runderen op 300 kilometer van Lubumbashi, de hoofdstad van de provincie Katanga. Dat is meteen ook de grootste ranch in Congo.

Tegenwoordig werken alle kinderen van George Forrest in het bedrijf. De oudste zoon Malta David Forrest, genoemd naar zijn grootvader, is sinds 2011 Executive Vice-President en CEO van de groep, George Andrew is de penningmeester en Michael Igor is COO van het Industry Cluster van het bedrijf. De jongste zuster Rowena Forrest is verantwoordelijk voor het ontwerp en de communicatie van de glasfabriek Cristallerie du Val Saint Lambert, het veel geplaagde Waalse bedrijf dat onlangs particulier werd overgenomen door George Forrest. De groep is dus ook actief in België en wel onder leiding van de vroegere liberale politicus Pierre Chevalier.