Marc Coucke vs Perrigo: oordeel ten vroegste begin 2021

In het beste geval weet Marc Coucke begin volgend jaar wat het eindvonnis is dat hem te wachten staat in het geschil dat hij moet uitvechten met de Amerikaanse groep Perrigo. Dan zullen drie zogenaamde ‘arbiters’, beroepsadvocaten, oordelen of Marc Coucke en zijn financiële partner Waterland de Amerikanen hebben opgelicht bij de verkoop van hun bedrijf Omega Pharma. Begin 2015 betaalde Perrigo daarvoor 3,8 miljard euro. Een gigantisch bedrag, zo dachten ook de Amerikanen na verloop van tijd. Waarop ze Coucke en Waterland er van betichten zowel de omzet als de winst van Omega kunstmatig te hebben opgedreven. Beide partijen beslisten daarop hun dossier voor te leggen aan een zogenaamd arbitrage college. Volgens de Tijd kunnen de debatten aanvangen in het najaar. In het slechtste geval kan Coucke veroordeeld worden tot terugbetaling van enkele honderden miljoenen euro.



Die arbitrage wordt uitgevochten voor de arbitragerechtbank Cepani. Het college van arbiters bestaat uit drie leden: Jan Meyers, Johan Verbist en voorzitter Jean-Pierre Fierens. De drie buigen zich samen over het dossier en proberen een consensus te bereiken. Als dat niet lukt, heeft de voorzitter een doorslaggevende stem. Tegen de uitspraak is geen beroep mogelijk. Dat laatste sluit niet uit dat er nog andere rechtsmogelijkheden kunnen worden aangewend waardoor het dossier nog een vervolg kan kennen. Normaal moesten de debatten starten in maart maar corona stak daar een stokje voor. De pleidooien moeten vier tot zes weken duren. Een definitieve beslissing valt ten vroegste volgend jaar.

De zaak draait rond de verkoop van Omega Pharma aan Perrigo begin 2015 voor 3,8 miljard euro. Perrigo voelde zich na de overname bedrogen. Het beschuldigt Coucke en Waterland ervan op frauduleuze manier de financiën van Omega Pharma mooier te hebben voorgesteld om een hogere verkoopprijs te bedingen. Dat gebeurde volgens Perrigo door kunstmatige omzet te creëren. Producten van Omega Pharma zouden onder meer in concessie zijn gegeven aan groothandelaars maar toch als verkoop in de boekhouding zijn verwerkt. Coucke en Waterland ontkennen dat ze Perrigo hebben misleid. Worden ze in het ongelijk gesteld dan moeten ze een deel van de overnameprijs terug betalen.