Ondernemer Olivier Somers stapt uit het aandelenkapitaal van KV Mechelen en meteen ook uit het Belgische voetbal. Daarmee komt een einde aan een ambitieus maar mislukt voetbalverhaal van Somers. De Mechelse club komt nu voor meerderheid in handen van de distributie ondernemer en Brantano-eigenaar Dieter Penninckx. Samen met Somers legde die eind 2017 4 miljoen euro op tafel om eigenaar te worden van Mechelen. Maar in de nasleep van het omkoopschandaal met Waasland-Beveren werd Somers voor tien jaar geschorst door de Voetbalbond.
Twee jaar terug zag de voetbaltoekomst voor Somers er nog goed uit. Hij had zijn promotiebedrijf Gemaco succesvol verkocht en zou nu carrière maken in het voetbal. En dat zou gebeuren met de overname van KV Mechelen, een tweedeklasser die op dat moment een waardering meekreeg van 5,6 miljoen euro. Maar voor hij het goed en wel besefte zat Somers tot over zijn oren verwikkeld in een omkoopschandaal waarbij Mechelen een beroep deed op makelaar Dejan Veljkovic. In de hoop via matchfixing nog de meubels te kunnen redden en niet te degraderen.
Die hoop bleek ijdel. Meer zelfs. Het nieuwkomersduo Penninckx en Somers werd zowat verpletterd door de oude rotten in het verziekte Belgisch voetbal. Niet gewapend in deze nieuwe vorm van oorlogsvoering ging het ondernemersduo ten onder. Penninckx bleef grotendeels buiten schot. Somers bleek de operationele leider te zijn geweest. Nu stapt Somers ontgoocheld op, samen met sportief directeur Stefaan Vanroy. “Het was een van de moeilijkste en pijnlijkste beslissingen in ons leven, maar in het belang van de club en haar geweldige supporters is dit de juiste keuze”, aldus Somers en Vanroy in een eerste reactie. “We blijven erbij dat we in deze zaak volledig onschuldig zijn. We zullen onszelf dan ook met alle middelen blijven verdedigen, maar we hebben het volste vertrouwen in het gerecht en zijn er rotsvast van overtuigd dat gerechtigheid zal geschieden. De manier waarop de Belgische voetbalbond dit proces heeft gevoerd, ontgoochelt ons erg. De voorbije maanden bleek helaas dat een zeer gebrekkige procedure en een onvolledige bewijslast voldoende zijn voor een veroordeling. Dat daarbij een negatieve en vooringenomen beeldvorming belangrijker bleken te zijn dan een eerlijk proces stemt tot nadenken.”